Deze Europese norm specificeert verlichtingseisen voor mensen die werkzaam zijn in binnenruimten, die tegemoetkomen aan de behoeften aan visueel comfort en visuele prestatie., inclusief het werken met beeldschermen. Adequate en geschikte verlichting stelt mensen in staat visuele taken efficiënt en nauwkeurig uit te voeren, inclusief taken die over een langere periode of van repetitieve aard worden uitgevoerd. De mate van zichtbaarheid en comfort die nodig zijn op veel werkplekken, wordt bepaald door het type en de duur van de activiteit. De verlichting heeft ook invloed op ons circadiaan ritme en onze stemming en verbetert onze prestaties en ons welzijn.
Te verlichten gebieden zijn taak- en activiteitengebieden, de directe omgeving en overige gebieden, wanden, plafond en objecten in de ruimte. De verlichtingssterkte en de verdeling ervan over het taakgebied en de directe omgeving hebben een grote invloed op hoe snel, veilig en comfortabel een persoon de visuele taak waarneemt en uitvoert.
Het taakgebied is het gebied waarin de visuele taken worden uitgevoerd en deze oppervlakte kan horizontaal, verticaal of hellend zijn. Als de grootte en/of locatie van het taakgebied of activiteitengebied(en) onbekend is/zijn, ofwel:
- het hele gebied wordt behandeld als taakgebied; of
- de hele ruimte is gelijkmatig (Uo ≥ 0,40) verlicht tot een verlichtingsniveau gespecificeerd door de ontwerper.
De vereisten voor taak-/activiteitengebieden worden gegeven in tabellen. Hieronder ziet u een voorbeeld van de eisen voor kantoren.
Type taak-/activiteiten gebied | Ēm (lx) |
Uo | Ra | RUGL | Ēm,z (lx) |
Ēm,wand (lx) |
Ēm,plafond (lx) |
|
benodigd | aangepast | Uo ≥ 0,10 | ||||||
Archiveren, kopiëren enz. | 300 | 500 | 0,40 | 80 | 19 | 100 | 100 | 75 |
Schrijven, typen, lezen, gegevensverwerking | 500 | 1000 | 0,60 | 80 | 19 | 150 | 150 | 100 |
Technisch tekenen | 750 | 1500 | 0,70 | 80 | 16 | 150 | 150 | 100 |
Werken met CAD-systemen | 500 | 1000 | 0,60 | 80 | 19 | 150 | 150 | 100 |
Conferentie- en vergaderruimten | 500 | 1000 | 0,60 | 80 | 19 | 150 | 150 | 100 |
Vergadertafel | 500 | 1000 | 0,60 | 80 | 19 | 150 | 150 | 100 |
Receptiebalie | 300 | 750 | 0,60 | 80 | 22 | 100 | 100 | 75 |
Archieven | 200 | 300 | 0,40 | 80 | 25 | 75 | 75 | 50 |
Opmerking: Ēm,z verwijst naar de gehandhaafde gemiddelde cilindrische verlichtingssterkte
De eisen voor de specifieke taken en activiteiten worden gegeven door Ēm (praktijkverlichtingssterkte), Uo (minimale gelijkmatigheid), Ra (minimale kleurweergave-index) en UGRL (UGR, ‘Unified Glare Rating Limit’).
Het wordt echter aanbevolen om de waarde van de praktijkverlichtingssterkte, te vinden in de kolom “benodigd”, te verhogen naar de waarden van de kolom “aangepast”, afhankelijk van bepaalde omstandigheden wanneer:
- de visuele taak kritisch is;
- het herstellen van fouten kostbaar is;
- nauwkeurigheid, hogere productiviteit of verhoogde concentratie van groot belang is;
- in de taak ongebruikelijke kleine details of lage contrasten aanwezig zijn;
- de taak gedurende een ongebruikelijk lange tijd wordt verricht;
- het taak- of activiteitengebied een lage daglichtvoorziening heeft;
- het visuele vermogen van de werknemer minder is dan normaal.
De directe omgeving moet een breedte hebben van ten minste 0,5 m rondom het taakgebied binnen het gezichtsveld.
De verlichtingssterkte van de directe omgeving moet gerelateerd zijn aan de verlichtingssterkte van het taak- of activiteitengebied en behoort voor een goed uitgebalanceerde luminantieverdeling in het gezichtsveld te zorgen, zie de tabel hieronder. Grote verschillen in verlichtingssterkte in de ruimte rondom het taak- of activiteitengebied kunnen leiden tot visuele stress en oncomfortabele situaties.
De gelijkmatigheid van de verlichtingssterkte in de directe omgeving dient Uo ≥ 0,40 te zijn.
Verlichtingssterkte in het taak-/activiteitengebied Ēm (lx) |
Verlichtingssterkte in de directe omgeving lx |
≥ 750 | 500 |
500 | 300 |
300 | 200 |
200 | 150 |
≤ 150 | Ētaak |
In binnenruimten waarin wordt gewerkt, in het bijzonder die zijn verstoken van daglicht, moet een groot deel van de ruimte rondom een in gebruik zijnde en bezet taakgebied ook worden verlicht. Dit gebied, dat wordt aangegeven als “het overige deel van de ruimte”, behoort een zone met een breedte van ten minste 3 m te zijn die aan de directe omgeving grenst en binnen de afmetingen van de ruimte zelf valt. Het moet worden verlicht met een praktijkverlichtings-sterkte van 1/3 van de waarde van de directe omgeving.
In het overige deel van de ruimte, op de wanden en het plafond dient de gelijkmatigheid van de verlichting Uo ≥ 0,10 te zijn.
Verblinding is de onaangename beleving die wordt veroorzaakt door heldere oppervlakken binnen het gezichtsveld zoals verlichte oppervlakken, delen van armaturen, ramen en/of daklichten. Verblinding moet worden beperkt om fouten, vermoeidheid en ongelukken te voorkomen.
Een bijzonder belangrijk kenmerk bij de verlichting van beeldschermwerkplekken is het vermijden van:
- indirecte verblinding door glanzende oppervlakken (beeldschermen) op de werkplek;
- directe verblinding door armaturen.
EN 12464-1 beschrijft de Eisen waaraan een beeldschermwerkplek moet voldoen. Het bevat bepalingen over de grenswaarden voor luminanties van armaturen die in platte beeldschermen kunnen worden gereflecteerd.
Beeldschermwerkplekken vormen de basis voor een geschikte werkomgeving op administratief, service-, verkoop- of technische gebied. Om geconcentreerd werken op een beeldscherm mogelijk te maken, mag de visuele omgeving geen storend effect hebben bij het herkennen van objecten op het scherm. Om dit te kunnen garanderen, moet de verlichting van een beeldschermwerkplek voldoen aan bepaalde eisen.
De eisen geven de grenswaarden voor de gemiddelde luminantie van armaturen bij uitstralingshoeken van 65° en meer met de benedenwaartse verticaal rondom, voor werkplekken met beeldschermen die verticaal of tot maximaal 15° achterover gekanteld staan.
EN12464 houdt rekening met twee situaties:
SITUATIE A:
positieve polariteit (lichte achtergrond en donkere inhoud) en normale eisen met betrekking tot kleur en details van de gepresenteerde informatie, zoals gebruikelijk in kantoren, onderwijs, enz.
LCD < 3000 cd/m2
SITUATIE B:
negatieve polariteit (donkere achtergrond en lichte inhoud) en/of hogere eisen met betrekking tot kleur en details van de gepresenteerde informatie, zoals gebruikt bij CAD, kleurbeoordeling enz.
LCD < 1500 cd/m2
Een ander criterium voor de beoordeling van verblinding is de UGR (Unified Glaring Rating) methode. Deze methode is ontwikkeld door de Internationale Commission on Illumination (CIE) met als doel het standaardiseren van de verblindingsbeoordelingssystemen in Europa. De verblindingsbeoordeling volgens UGR, meestal in tabelvorm, houdt ook rekening met de opstelling van de armaturen in de ruimte, de luminantie van de armaturen en de achtergrondluminantie (plafond, wanden, vloer) en dus de verblinding van de gehele verlichtingsinstallatie. In deze situatie geldt: hoe lager de UGR-waarde, hoe kleiner de kans op verblinding. De aldus verkregen UGR-waarde wordt dan tenslotte vergeleken met de zogenaamde verblindings-indexen (UGRL) die de maximale grenswaarden voor UGR aangeven. Voor kantoorruimtes wordt bijvoorbeeld maximaal 19 aanbevolen.
← Activity area →
LOW/MEDIUM
UGR < 19
Luminanza 3000 cd/m²
ELEVATED
UGR < 16
Luminanza 1500 cd/m²
Ledere persoon reageert anders op de prikkels in de omgeving om hen heen. Gevoeligheid voor de luminantie die aanwezig is in het gezichtsveld van een persoon is altijd subjectief.
We moeten er ook rekening mee houden dat de retinale verlichtingssterkte (verlichtingssterkte van de fotogevoelige elementen van het oog) afneemt met de leeftijd als gevolg van een kleinere pupilgrootte en een grotere spectrale absorptie van de kristallijne lens. Het is netjes voor lichtontwerpers om de verlichtingssterkte van het taakgebied te verhogen om ouderen te helpen de leeftijd gerelateerde verliezen in de retinale verlichtingssterkte te compenseren.
Voor goede resultaten is de selectie van armaturen, rekening houdend met hun fotometrische eigenschappen en vooral de juiste opstelling van de armaturen in de ruimte, cruciaal.